Telkens
er een volksvertegenwoordiger met een respectabele staat van dienst opstapt,
wordt er op de afgunsttrommel geroffeld.
Sven Gatz stapt nu ook mee in de fanfare van scha en schande en voelt
zich geroepen om zich te excuseren voor zijn zuur verdiende centen.
De
identiteits-schaamte van een parlementair over zijn eigen wedde bereikt een
hoge graad van masochisme. Althans in de publieke ruimte, niet in de
parlementaire coulissen. Wie durft er in tijden van emopolitiek en journalistieke
koppensnellerij immers in te gaan tegen de vox populi voor wie alle
“politiekers” zakkenvullers, poenpakkers en profiteurs zijn ?
Eerlijkheidshalve
moet GATZ toegeven dat hij de gaatjes in het systeem opgezocht heeft en dan
achter zijn rekenmachientje gekropen is. Na 17 jaar dienst krijgt hij 3 jaar
extra opzegtermijn uitbetaald. Deze tellen ook mee voor zijn pensioensvorming.
Met 20 jaren op de teller geniet hij van een vol parlementair pensioen. Met de
klassieke truken van de foor heeft hij dat nog verhoogd door de bonus van het fractieleiderschap.
Het is niet verboden slim te zijn, maar beroepsethiek is iets anders. Links
lullen en rechts je zakken vullen. Daarenboven heeft Svenneke zelf ontslag
genomen en dan heeft hij ongelijk.
In
een pleidooi pro domo dringt een correcte vergelijking zich op. Wie na 20 jaar
trouwe dienst als kaderlid moet opstappen bij een privébedrijf krijgt ook een
royale opzegvergoeding van meer dan 20 maanden loon en in zijn rugzak een
groepsverzekering voor zijn aanvullend pensioen. Parlementsleden zijn de
kaderleden en de ministers zijn de directieleden van het politiek bedrijf.
Wie het niet gelooft kan even de beruchte formule
Claeys ter hand nemen : (0,87 x anciënniteit)+(0,06 x leeftijd)+(0,037 x
loon/1000 x 106,53/ index van de maand van ontslag) – 1,45. Het is goed in
eigen hart te kijken …
Dat
er nog torenhoge anomalieën bestaan tussen het arbeiders- en bediendenstatuut
is niet de schuld van de politiek maar van het patronaat en de vakbonden. Om deze
ongelijkheid weg te werken heb ik samen met minister Vincent Van Quickenborne
in 2001 al een wetsvoorstel ingediend. Het blijft ondertussen wachten op Godot. Toch
een korte bedenking. Bij de sluiting van Opel Antwerpen of de herstructurering
van Audi gingen velen naar huis met een gouden handdruk van 100- tot 200.000 euro. Niemand moest deze
zuurbevochten centen teruggeven, ook al vond men onmiddellijk een nieuwe job. Terecht.
De
pensioenskas van de volksvergadering is niet overbelast want een gemiddelde
parlementaire loopbaan duurt amper zeven jaar. Bij elke verkiezing zijn er meer
dan een derde nieuwkomers. Velen zetelen amper één ambtstermijn en krijgen dan
een uittredingsvergoeding van één jaar. Daar wringt het parlementaire
schoentje. In tegenstelling tot het bedrijfsleven wordt
anciënniteit niet verloond. Een eerstejaars verdient evenveel als iemand met
een dertigjarige parlementaire loopbaan. De compensatie zit in de
opstapvergoeding. Er is echter meer aan de hand. Schaf de provinciale
deputaties en de Senaat af . Deze reflectiekamers of veredelde reisbureaus, zitten
in de palliatieve zorgen en reflecteren evenveel als een doffe spiegel.
Eenenzeventig overbodige jobs geschrapt, een paar bossen gespaard door het
stilleggen van de nutteloze senatorële papiermolen (wat ons modieuze CO²
gehalte ten goede komt) en minimum 50 miljoen euro per jaar bespaard om het gat
in de begroting te vullen. Met 123 parlementsleden en politieke bevoegdheden
van een veredeld schepencollege kan men gerust ook een veertigtal banen
schrappen in het Vlaams Parlement, dan zitten er daar evenveel als Vlamingen in
de Kamer. Idem dito aan de Waalse en Brusselse kant. In onze hoofdstad
resideren nu zegge en schrijve 89 volwaardige, althans volwaardig betaalde, parlementsleden.
De premier van dit land krijgt maandelijks zo’n
goeie 11.000 euro netto in zijn loonzakje. Daarvoor maakt een doorsnee
voetballer bij RSC Anderlecht zijn truitje nog niet nat. Vincent Kompany
verhuisde voor een salaris van 138.000 euro per week naar Engeland en de Lotto
bood 3,5 miljoen euro jaarwedde voor een wielrenner. De
Lotto is toch ook een overheidsbedrijf. Onze topsporters verkassen naar
Monaco omdat daar geen personenbelasting bestaat, en worden door het volk
bejubeld, politici worden verguisd. Rechtvaardigheidsgevoel verdwijnt met
idolatrie. Van de klassieke voorbeelden van zelfbediening door lui als José Happart
en Norbert De Batseleir, die met een gouden parachute belandden in een nog lucratievere
overheidsjob, krijg ook ik een kopstoot van plaatvervangende schaamte, maar dit
kan bijgestuurd worden door een eenheidsstatuut, gelijk voor elke
volksvertegenwoordiger. Als het graaibeleid de fatsoensdrempel overschrijdt
moet het gezond verstand de markt corrigeren. Geld en geweten zijn twee aparte
sterrenstelsels. Ik ben bereid in te leveren om te matigen in deze tijden van
crisis, maar dan op basis van een gezonde arbeids- en loonanalyse. Ik weiger
echter mee te fluiten op de noten van de afgunstpartituur.
Voorzitter LDD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten