Dat democratie voor Van Quickenborne een koehandel onder kleuren is, staat in mijn Memoires “ Eén tegen allen” P 173 – 175.
Op 4 december 2004 nam ik deel aan de voorzittersverkiezingen van de VLD. Ik nam het op tegen Bart Somers. Toen bleek hoe populair ik wel was bij de liberale achterban. Officieel behaalde ik 38,32% van de stemmen, Somers kreeg 50,46%. Maar ik zeg nu klaar en duidelijk: die verkiezingen zijn flagrant gemanipuleerd. Nadat de stembureaus gesloten waren, heeft men op verschillende plaatsen in Vlaanderen stemmen (voor Somers!) “bijgemaakt”, in opdracht van Herman De Croo, Patrick Dewael, Patricia Ceyssens... De betrokkenen, zoals Georges Lenssen, hebben dat achteraf aan mij toegegeven. Zelfs in Mechelen, de thuisstad van Somers, had ik de meeste stemmen! Ik had in heel West-Vlaanderen slechts op één plaats verloren, in Kortrijk, bij mijn toenmalige boezemvriend Vincent Van Quickenborne.
Maar dat ik voorzitter zou worden, dat kon natuurlijk niet voor de partijbonzen. Men heeft daar dus ‘een mouw aan gepast’ door Somers gauw 50% – en een beetje – te geven. Coveliers had me ook gewaarschuwd: “Je zult de verkiezingen winnen en de telling verliezen.”
Ook Van Quickenborne werd in die verkiezingen gecorrumpeerd door de partijbonzen. Het maakte deel uit van hun strategie van ‘verdeel en heers’. Van Quickenborne en ik waren voordien altijd twee handen op één buik geweest. We waren in 2002 samen naar de intifada in Israël geweest. Vincent was toen een vurig verdediger van de Palestijnse zaak. We gingen op bezoek bij de “terrorist” Sjeik Yassin. De man met zijn piepstemmetje werd een paar jaren later uit zijn rolstoel geschoten door de Mossad. Vincent dweepte met de Arabische wereld. Hij bezocht zelfs Tarek Aziz in Irak en toen we in de Gaza waren, kocht hij een vlag met de beeltenis van Saddam Hoessein. Dat zou ons nog duur te staan komen. Op de luchthaven van Tel Aviv werd het vaandel ontdekt door de grenspolitie. Er volgde een vernederende ‘touché’ en enkele uren van vertraging vooraleer we het vliegtuig op mochten.
Een paar jaar later stond Vincent in cowboylaarzen de Amerikaanse president George W. Bush toe te juichen bij zijn bezoek aan Brussel. Je moet niet noodzakelijk een kameleon zijn om politiek te bedrijven, maar het helpt je wel carrière te maken.
Wij zijn ook samen naar Libanon en Libië geweest. Toen wij in de woestijn van Libië zaten, hebben wij samen een onverwachte en uitzonderlijke regenstorm doorstaan. De tent van Van Quickenborne was toen zelfs ineengestort en bedolven door een berg zand. Ik heb hem eruit gehaald en Van Quickenborne heeft achteraf nog aan iedereen verkondigd: “Jean-Marie heeft mijn leven gered.” Het is verbijsterend om vast te stellen dat iemand die verklaart dat je zijn leven hebt gered, je achteraf onderuit schopt.
Wij waren twee handen op een buik, ‘Quick en Flupke’. Wij zijn zo ook in Vlaanderen beroemd geworden. Als we voor tv-shows werden uitgenodigd en we iemand mochten meenemen, kozen we altijd voor elkaar. Men had in de VLD door dat wij samen een heel sterk duo waren. Daarom moesten wij ook uit elkaar gehaald worden.
Bij die voorzittersverkiezingen in 2004 heeft Van Quickenborne, die toen ook staatssecretaris was in de regering Verhofstadt, mij een eerste hak gezet. Toen ik naar Kortrijk ging voor een verkiezingsdebat, was ik verbijsterd dat net Van Quickenborne het daar tegen mij opnam. Hij had mij in de steek gelaten en was overgelopen naar het kamp Somers. Maar het ‘grote’ verraad van Van Quickenborne moest nog volgen met de gemeenteraadsverkiezingen in 2006.
Anderhalve maand voor die gemeenteraadsverkiezingen zat ik in Spanje. Men had mij toen nodig in Oostende omdat ik bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen in 2000 als lijstduwer meer stemmen had gehaald dan de lijstrekker. Bart Tommelein – ook een judas – was in 2006 de nieuwe lijsttrekker voor de gemeenteraad, maar hij had mij en mijn stemmen nodig om het op te nemen tegen Vande Lanotte. Toen hij mij vroeg de lijst te duwen, heb ik geweigerd. Na de voorzitterverkiezingen had ik er ook echt genoeg van.
Van Quickenborne heeft me toen in Spanje opgebeld om me alsnog te overtuigen. Hij zei: “Komaan, Jean-Marie, je moet dat doen voor de partij.” Ook Verhofstadt heeft me toen gebeld. Ik heb hen beiden geantwoord: “Waarom zou ik dat moeten doen voor de partij? In 2007 zijn het opnieuw parlementsverkiezingen en De Gucht heeft al gezegd dat Dedecker niet meer op een VLD-lijst zal komen in 2007.”
Het was voor mij duidelijk dat de partij onder aanstoken van De Gucht wachtte tot de verkiezingen van 2007 om mij te liquideren. Waarom zou ik mij dan nog moeten engageren voor die partij? Uiteindelijk heb ik tegen Van Quickenborne gezegd: “Goed. Ik zal het doen voor de partij op voorwaarde dat Verhofstadt op papier zet dat ik bij de eerste drie sta op de lijst voor de volgende senaatsverkiezingen. Als hij dat op papier zet, zal ik in Roeselare de lijst duwen voor de provincieraadsverkiezingen en in Oostende voor de gemeenteraadsverkiezingen.”
Ik kon vanuit Spanje niet zomaar meteen naar België terugkeren. Daarom vroeg ik: “Zorg ervoor dat die brief van Verhofstadt voor mij klaar ligt. Als die brief er is, zal ik hier de nodige papieren ondertekenen om mijn toestemming te geven voor de gemeenteraadsverkiezingen en ze per fax doorsturen.”
Toen Van Quickenborne mij later op de week terugbelde, verzekerde hij me: “Het is in orde. Ik heb die brief in mijn bezit. Het is in orde. Verhofstadt heeft getekend.” Zoals beloofd heb ik toen mijn schriftelijke toestemming gegeven voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Maar Van Quickenborne had die brief helemaal niet! Hij had mij belogen en bedrogen. En dat was dan mijn strijdmakker op het politieke toneel geweest...
Nu, doordat Van Quickenborne die belofte niet kon hardmaken, wist ik meteen dat ik in 2007 niet meer op een VLD-lijst zou mogen staan. Het was de kroniek van een aangekondigde dood.
Jean Marie Dedecker