maandag 18 april 2011
De Bronx van Oostende – Naar een aanpak van concentratiewijken
Bewoners van de Interbellumwijk blijven bezorgd over de leefbaarheid van hun buurt.
Tal van bewoners van de stadswijk -die zich situeert tussen Prinsenlaan, Grensstraat, Leffingestraat en Torhoutsesteenweg- voelen zich ronduit onveilig en zijn heel bezorgd over de richting die hun wijk uitgaat. Als bewoner van deze buurt en als kersvers Oostends LDD-bestuurslid, wens ik graag te reageren op dit artikel en de vele (vaak hevige) reacties die het bij de lezers heeft losgemaakt.
De beschrijvingen van de buurtbewoners zijn ook mijn dagdagelijkse realiteit en ik kan niet anders dan er volmondig mee in te stemmen. Dit is overigens één van de vele symptomen van de samenlevingsproblemen in Oostende die mij resoluut voor de politiek hebben doen kiezen. Het huidige beleid onderkent deze problemen niet en draagt ook geen gefundeerde oplossingen aan om deze ten gronde aan te pakken.
Niettemin is het probleem van concentratiewijken niet nieuw en al helemaal niet beperkt tot Oostende. Er is al heel veel onderzoek rond gedaan en tal van steden hebben al met zeer uiteenlopende vormen van aanpak geëxperimenteerd. Er is met andere woorden een zeer grote (praktijk)kennis voorhanden waardoor wij het warm water al lang niet meer zelf moeten uitvinden. Eén van de belangrijkste vaststellingen is dat de groei van het aantal migranten (en hun nakomelingen) en hun lage sociaaleconomische positie bepalend zijn voor het ontstaan van concentratiewijken. Vreemdelingen doen vooral beroep op de goedkope huurmarkt en hokken samen in buurten waar zich ook eigen voorzieningen ontwikkelen (Turkse bakker, Halalslager, Afrikaanse voedingsmiddelen, Arabische kapper...); met als gevolg dat de concentratie nog versterkt wordt en er een witte vlucht ontstaat. Overigens is vooral de sociale mobiliteit (of beter: het gebrek eraan) bepalend. Het probleem is dus niet het kleur, maar het probleem heeft wel een kleur.
Het aandeel van het beleid in deze problematiek is over-wel-di-gend. Jarenlang heeft Oostende een traktatiebeleid gevoerd en hoofdzakelijk geïnvesteerd in mensen die in wezen niets bijdragen aan het sociale systeem, maar er integendeel volop van profiteren. De zuurstof - in de vorm van hoger opgeleiden, jonge gezinnen, ondernemers - is de stad ontvlucht en in ruil hiervoor hebben we de stikstof van het profitariaat gekregen.
Een aanpak van de concentratiewijken in Oostende moet twee sporen bewandelen: een kordate symptoombestrijding op korte termijn en een integraal ander beleid op lange termijn. Wie met een hartaanval wordt opgenomen in de spoedafdeling van een ziekenhuis, moet op de eerste plaats gereanimeerd worden. Een aangepast dieet volgen is belangrijk, maar op dat ogenblik niet meteen aan de orde. We moeten dus, met andere woorden, eerst in neutraal schakelen alvorens resoluut voor een andere versnelling te kiezen. Op korte termijn moet er geïnvesteerd worden in meer blauw op straat. Op lange termijn moeten we onze stad, en dus ook onze wijken, opnieuw van meer zuurstof voorzien door het versterken van de economische basis van de wijken, het toevoegen van duurdere huishoudens, het bestrijden van achterstand en het vergroten van sociale mobiliteit, het tegengaan van verloedering en het verhogen van de leefbaarheid. Dergelijke aanpak vraagt een visie en een integrale benadering. Maar het vraagt bovenal de eerlijkheid van het beleid om toe te geven dat er een probleem is en dat het ten gronde moet worden aangepakt.
Joeri Osaer
bron:Het Nieuwsblad, vrijdag 15 april 2011.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten