Het Japanse Sumitomo wordt voor zo’n 100 miljoen euro
hoofdaandeelhouder in twee van onze zeven offshore windenergieparken. Niet
toevallig in Northwind en Belwind. Het zijn immers de jackpotten van de
duurzame energie. Op de Lodewijkbank plant Northwind 72 turbines voor 216
megawatt. Dat is precies de capaciteitsgrens waarvoor groenestroomcertificaten
vergoed worden tegen 107 euro per megawattuur. Daarboven is het 90 euro. Deze
berekening werd uitgedokterd in 2005 door Johan Vande Lanotte als minister van
de Noordzee en Marc Verwilghen als Minister van Energie. De verhoging van de
prijs van de groenestroomcertificaten op dit moment was merkwaardig. In 2002
werd de prijs bepaald op 90 euro, in 2005 verhoogd tot 107 euro voor de eerste
216mw. Het VITO had in 2005 berekend dat de windenergie op zee een inkomen van
93 euro nodig had per megawattuur(MWH) om rendabel te worden. Dit noemt men de
“onrendabele top” of de minimumprijs die nodig is om alternatieve
energiebronnen aantrekkelijk te maken. Daarvan moet men eerlijkheidshalve nog
de werkelijke elektriciteitsprijs ( 50 tot 60 euro MWH) aftrekken, want tegen
deze prijs wordt de echte productie ook nog verkocht. Een verhoging was dus
niet nodig.
Het ministerduo nam nog een belangrijke beslissing : de
garantietijd voor de windboeren om deze certificaten te incasseren werd
verdubbeld van 10 tot 20 jaar. In ruil daarvoor kreeg Verwilghen een stijging
van het kortingsvoordeel voor bedrijven die jaarlijks meer dan 20.000
megawattuur verbruiken, de zogenaamde energie-intensieve bedrijven. Zo zou
bijvoorbeeld een chemisch bedrijf dat 1,5 miljoen mwh(megawattuur) verbruikt ipv
2,6 miljoen euro nog amper 250.000 euro betalen. De politici waren tevreden met
elk een electoraal tooltje, maar Jan met de pet, het modale gezin en de kleine
KMO’s moeten de factuur van de windmolens op zee betalen. Bovendien hield men
toen bewust of onbewust geen rekening met de stijging van de energiekost voor
de overheid. Een studie van de High Level Group Chemie en Life Sciences, wees
in 2009 uit dat bij een ongewijzigd subsidiebeleid Infrabel, beheerder van het
Belgische spoorwegnet, in 2030 18 miljoen euro per jaar meer zou betalen op hun
energiefactuur dan vandaag en dit enkel en alleen als gevolg van de kostprijs
van de groenestroomcertificaten van de offshore windmolens. Jan modaal, de
hardwerkende burger, betaalt nu tweemaal voor zijn deze groenestroomcertificaten,
eenmaal via zijn elektriciteitsfactuur en nogmaals via de belastingen om de
stijging van de elektriciteitsfactuur van de overheid te betalen. En dit terwijl
de offshore windmolenbedrijven de windfallwinsten massaal op zak steken.
Win for life
Dus Northwind krijgt voor haar ganse elektriciteitsproductie
gedurende 20 jaar een subsidie van 107 euro per megawattuur. Deze wordt dan
door de netwerkbeheerder doorgerekend aan de verbruiker. Northwind werd – onder
de naam Eldepasco – in december 2007 opgericht door Electrawinds, Depret ,
Aspiravi en wind energie power( groep Colruyt),
één week nadat Johan Vande Lanotte voorzitter van Electrawinds werd. Op
7 juni 2010 werd hij ook lid van de Raad van Bestuur van Northwind(Eldepasco)
tot Electrawinds in februari 2011 al zijn aandelen verkocht aan de groep
Colruyt.
Groenestroomcertificaten zijn dus werkelijk biljetten van
win for life. Wat dit in werkelijkheid betekent, heeft Belwind al bewezen, het
tweede koopje van Sumitomo. Met momenteel nog maar 55 windmolens draaide het in
2011 een omzet van 90.5 miljoen euro, 27.5 miljoen uit de verkoop van elektriciteit
en 63 miljoen van groenestroomcertificaten! Het leverde een operationele winst
op van 33,5 miljoen euro. De Japanners zijn meesters met de rekenmachine.
Belwind mag haar park nog verdubbelen tot 110 windmolens van 330 MW. Kassa!
Volgens de CREG( de commissie voor de regulering van de
elektriciteit en het gas) zullen de zeven geplande windmolenparken gemiddeld
300 megawatt groot zijn en elk meer dan 1 miljoen megawattuur produceren. Dit
betekent voor elk park minimum 100 miljoen euro groenestroomscertificaten per
jaar. Voor de volgende 20 jaar zal de rekening oplopen tot 15,7 MILJARD euro. De
gemiddelde investeringskost in een offshore windmolenpark is 1 miljard euro en
levert gegarandeerd 2 miljard euro groenestroomcertificaten op. De offshore
windmolenparken zijn jackpotten voor de uitbaters, maar driearmige bandieten
voor de verbruikers en de belastingbetalers.
Moderne piraterij met duurzame energie
Voor Belwind , Northwind, C-power is bovenstaand casino voor
2 decennia verworven. Voor de nieuwe realisaties wil minister Wathelet nu
scherper aan de wind varen en de prijs van de groenestroomcertificaten koppelen
aan de marktprijs van elektriciteit. De steun zou zakken, als de
elektriciteitsprijs stijgt of omgekeerd, maar de onrendabele top stijgt ook
naar 152 euro. Deze nieuwe berekening is gebaseerd op het zogenaamde Dralans –
rapport van VOKA. Een rapport waar beschermengel van de offshore windenergie,
Johan Vande Lanotte mee de pen hanteerde. Johan Vande Lanotte zetelde in de
groep Dralans als vertegenwoordiger van BOP(Belgian Offshore Platform) die de
belangen van de offshore windenergiebedrijven verdedigt.
De verbruiker blijft altijd de klos bij deze
broekzak-vestzakoperatie. Hij betaalt minimum 152 per MWH of driemaal de
huidige marktprijs. Ook CREG is van mening dat de steun aan de offshore
windmolenparken nog zou stijgen in plaats van dalen. Moderne piraterij met
duurzame energie.
Het afromen van de nucleaire taks voor het stimuleren van
groene energie is eerder windowdressing dan economisch beleid. De nucleaire
taks is de opbrengst van wat de verbruiker teveel betaalt aan Electrabel voor
woekerwinsten met de afgeschreven kerncentrales. Deze taks moet doorgestort
worden aan de verbruikers en niet aan de windboeren. Onze ganse
energieproductie, van klassieke gas – en steenkoolcentrales tot kerncentrales,
is in handen van buitenlandse monopolisten en conglomeraten die de prijs en het
aanbod sturen volgens hun eigen dividendenlogica. Jarenlang mocht en mag
Electrabel als melkkoe grazen op de Belgische weiden, maar werd en wordt
gemolken in Frankrijk. De beloofde “Golden
share” van Verhofstadt om de Belgische verankering bij SUEZ te garanderen
blijkt achteraf gebakken lucht te zijn. Ik heb niets tegen de globalisering van
de economie en de internationalisering van onze bedrijven – dit heet economisch
liberalisme – maar de energiebevoorrading loopt door de slagaders van onze
economie en van onze huishoudens en kan een infarct veroorzaken. Verankering en
controle zijn dus een noodzaak.
Onze overgesubsidieerde offshore windenergie zal aan de
verbruiker –belastingbetaler minimum 16 miljard euro extra kosten. Moeten we
dan toelaten dat zeerovers onze schatkist leegeten omdat het met een groene
saus overgoten is? Hebben we met Electrabel nog onze les niet geleerd?
Jean Marie Dedecker
Geen opmerkingen:
Een reactie posten