Geachte Heer,
Op het gevaar af drammerig en nostalgisch te klinken, neem ik toch de vrijheid om onderstaand schrijven tot u te richten. Uw oproep tot een betonstop is nog voor discussie vatbaar, maar uw discours voor de deportatie van de plattelandsbevolking naar de stad ligt me als een baksteen op de maag. Ik ben namelijk opgegroeid in een polderdorp achter 't gat van een koe. De veldwachter hield ons braaf, de pastoor hield ons dom en de onderwijzer poogde ons wat slimmer te maken...met wisselend succes. Sociale controle werd er niet afgemeten aan een cctv-camera, maar aan de roddels van de buurvrouwen. In armoede waren we allen gelijk, maar we voelden ons steenrijk. Ik verhuisde later telkens naar de plaats waar mijn brooddoos gevuld werd. Ik woonde op de marktplaats van een provinciestadje, op de zeedijk, in het handelscentrum van de kustmetropool en in de beruchte volkse visserswijk van Oostende die ook wel 'het negerdorp' werd genoemd.