Archief

maandag 7 mei 2018

'Als spoorman een zwaar beroep is, dan zijn zeevissers en kasseileggers slavenarbeiders'

Jean-Marie Dedecker heeft het niet begrepen op het systeem van de zware beroepen en haalt uit naar de vakbonden. 'Vakbonden bouwen voorrechten op voor zichzelf ten koste van de werkenden zonder vertegenwoordiging.'

Eén mei is traditioneel de dag van de gebalde rode vuist, de loze strijdkreten en het geschreeuw van De Leeuw. Er volgt straks nog een groen bisnummer op Hemelvaartsdag met de herdenking van Rerum Novarum, de encycliek van de katholieke arbeiderszuil uit 1891. Even traditioneel gaan de toespraken over de sociale zekerheid. Gans onze sociale zekerheid is gebouwd op en gefinancierd door de solidariteit tussen de werkende mensen, door de inkomsten uit arbeid. Maar vakbonden propageren vandaag eerder het recht op luiheid dan het recht op arbeid en pleiten voor ongelijke sociale en onhoudbare privileges.



Er zijn nochtans redenen genoeg om op te komen voor meer sociale rechtvaardigheid. De hervormingsplannen van ons pensioenstelsel zijn bijvoorbeeld een theoretisch mooie poging, maar in werkelijkheid een draak met zeven koppen. Door het systeem van zware beroepen verwerven koepels met beschermde statuten opnieuw de grootste privileges. Vakbonden hebben een monopolie in het sociaal overleg maar zijn niet meer representatief voor de hele werkende bevolking. Ze bouwen voorrechten op voor zichzelf ten koste van de werkenden zonder vertegenwoordiging.
Militairen mogen met 56 op pensioen en pas binnen 20 jaar zal de pensioensleeftijd voor hen stelselmatig opgetrokken worden naar 63 lentes. Nonkel Theo, een sergeant zaliger, zei me ooit dat onze troepen meer last hebben van obesitas dan van ontstoken zweetporiën. Straks mogen ze nog elke avond naar huis om door moeder toegedekt te worden of bij de vrouw onder de wol te kruipen. Een marinier spendeert meer tijd als dekzwabber en koperkuiser dan als kanonnier, en er zijn zoveel generaals dat ze eerder thuis zitten met een bore-out dan een burn-out. Compensaties voor hun irreguliere arbeid krijgen ze royaal uitgekeerd gedurende hun diensttijd. Wie voor enkele maanden op missie vertrekt naar het buitenland krijgt nagenoeg een dubbele wedde en de overheid wordt er ook niet armer van. De Verenigde Naties vergoeden bijvoorbeeld financieel de inbreng van onze strijdkrachten als ze voor hen een opdracht uitvoeren.
Van zodra een nine to five uurregeling verstoord wordt zijn er bij de politie 74 soorten premiestelsels, en bij de spoorwegen zijn er zelfs zoveel extraatjes voor verloning dat je er een catalogus van IKEA mee kan vullen. Telkens er een ongemak of werklast opduikt wordt het gecompenseerd met een loon- of vakantiebonus. Moet er dan nog een pensioenbonus bovenop? Zijn er in deze organisaties geen administratieve functies genoeg als veldwerk en onregelmatige uren te zwaar worden? Treinbestuurders mochten tot op heden op hun vijfenvijftigste hun conducteurspet aan de pensioenwilgen hangen. Prerogatieven uit de tijd dat de locomotief nog met een schep kolen gestookt werd. Camioneurs en privé-buschauffeurs daarentegen moeten straks dag- en nacht, op zon- en feestdagen tot hun 67ste rondtuffen, en krijgen dan een pensioen dat nauwelijks de helft is van dat van een ambtenaar. Zelfstandigen kennen geen uren, kelners hebben op hun zestigste spataders en bandwerkers draaien dan zelf al dol enz.... Als spoorman een zwaar beroep is, dan zijn zeevissers en kasseileggers slavenarbeiders.

Krijsende peuters

Op 30 april staakten de federale ambtenaren een verlengd weekend bijeen, omdat hun voogdijminister "geen respect" toont voor hun besognes. Volgens de "Average annual compensation of senior and junior professionals in central government" zijn ze de bestbetaalde ambtenaren van de OESO-landen, voor Duitsland, Nederland, Spanje en Frankrijk.
Nog volgens de OESO staan onze leerkrachten minder uren voor de klas dan hun collega's in de 38 andere landen. Ze worden ook beter betaald dan het OESO-gemiddelde. In het secundair onderwijs geven ze gemiddeld 22 uur les per week en met 600 uur per jaar staat de Vlaamse leraar onderaan de prestatieladder. Dat leraars met 3,5 maanden per jaar aan verlofdagen verlangen naar vervroegd pensioen heeft volgens de Nederlandse journalist Joost de Vries in eerste instantie te maken met de verlaging van hun zelfbeeld en hun aanzien door de jaren heen. In 1982 stond een gymnasiumleraar qua imago nog gelijk aan een kolonel in het leger, vandaag nog aan een sergeant. Een tweede reden is dat scholen opgezadeld zitten met een administratieve rompslomp en met de problemen die de kinderen van thuis meebrengen: echtscheidingen, verslavingen, multiculturaliteit, ondermijnen van de autoriteit e.d.m... Kennisoverdracht is bijna geen primaire functie meer. Deze moeten opgelost worden door het ministerie van Onderwijs en niet die van Pensioenen.
Vakbonden staken voor onhoudbare privileges en parasiteren op de nieuwkomers op de arbeidsmarkt. In de zorgsector heb je de rimpeldagen. De ouderen onder de zorgverstrekkers krijgen naargelang hun leeftijd tot drie extra verlofdagen per maand om hun werkdruk leefbaarder te maken. Het mag, maar toch even intellectueel eerlijk doordenken. Zo hebben ze alles samen zestig verlofdagen per jaar. In een sector waarin de besparing op het personeel al nijpend is, wordt er nog een groter tekort aan verzorgende handen gecreëerd. De ouderen die in koor zeggen dat het vroeger allemaal beter was genieten zo van extra voordelen die niet bestaan voor jongeren die het nu "minder" goed hebben. Ik heb alle begrip voor een verpleegster die op haar zestigste het sleuren met bedlegerigen te zwaar vindt, of voor een kleuterleidster voor wie het verversen van krijsende peuters te gortig wordt, maar in die branche zijn er ook uitloopbaantjes die de herfst van een carrière draaglijker kunnen maken. Het probleem is niet dat sommige arbeid te zwaar is, maar dat onze arbeidsmarkt te stroef is, en dat er zo een pak aan ervaring en menselijk kapitaal vervroegd uit de markt gehaald wordt. Zo ondermijnt het de solidariteit waarop ons sociaal systeem gebouwd is, en wordt het een motor van onrechtvaardigheid.
Jobs, jobs, jobs is de mantra waarmee we plat geklopt worden. Ze zijn levensnoodzakelijk om ons sociaal systeem in stand te houden. Er zijn nu meer vacatures en de werkloosheid daalt, maar met 2.767.336 niet-werkende Belgen, waarvan 37% op arbeidsleeftijd, blijft de inactiviteit zorgwekkend zegt econoom Johan Van Gompel (De Tijd en DS 31.03.18), zoals 487.291 uitkeringsgerechtigde werklozen, 97.975 tijdelijke werklozen en 390.765 langdurig arbeidsongeschikten. Volgens professor Arbeidseconomie Stijn Baert van de UGent is amper 4,3% van de bevolking actief op zoek naar een job, en liefst 22,9% werkt niet en zoekt geen baan. Eén op vijf heeft geen job en wil er ook geen. Daarbovenop zijn er nog de regionale verschillen. In Vlaanderen zijn er bijvoorbeeld al 23.007 flexijobs ingevuld, in Brussel 479 en in gans Wallonië nauwelijks 805.
Dagelijks gaan tienduizenden Vlaamse pendelaars hun boterham verdienen in de hoofdstad, maar om Brusselaars naar Vlaanderen te loodsen moeten ze een premie krijgen. In het Texas van Vlaanderen, de regio rond Kortrijk, is er zo'n tekort aan arbeidskrachten dat er een deal gesloten werd met de Noord-Franse VDAB om een duizendtal Franse werklozen hier te werk te stellen. In Wallonië is de helft van de tewerkstelling al bij de overheid, en voor de Waalse werklozen is de taalgrens al te hoog om in Vlaanderen de handen uit de mouwen te steken.
Wil men een rechtvaardige hervorming van ons pensioenstelsel, dan moet men niet meer focussen op de leeftijd, maar op het aantal gepresteerde arbeidsjaren. Wie bijvoorbeeld 40 jaar werkelijk gewerkt heeft en even lang werkelijk heeft bijgedragen aan de sociale zekerheid (dus na inperking van gelijkgestelde periodes zoals tijdskrediet, studiejaren e.d.m.) moet recht hebben op een gelijkwaardig basispensioen, dat dan oploopt door bijkomende arbeidsjaren. De cijferfetisjisten hoeven niet te vrezen voor een ontsporing van ons pensioenstelsel. De gemiddelde duur van een carrière in ons land is nu amper 32,6 jaar, in Nederland is het 7 jaar langer en in Zweden zelfs 9. Enkel de Grieken en de Italianen trekken minder de werkkiel aan. Proletariërs, boven en onder de taalgrens, verenigt u!

Jean-Marie Dedecker

Geen opmerkingen:

Een reactie posten